Werk - 026 072 136

Elegieën

Niet alles haalt het. Een hommage aan gevallen kameraden.

Lees meerLees minder

Er zijn veel redenen waarom bepaalde projecten het niet halen. Onze projecten zijn verweven in persoonlijke levens. Soms verandert er iets in die levens en wordt een project stopgezet. Papieren architectuur, architectuur die altijd tekening zal blijven, altijd vlak op het blad, altijd verschaald weergeven, digitaal geprojecteerd. Het zijn levens die niet hebben plaatsgevonden. Parallel aan de werkelijkheid.

Het feit dat ze niet werden uitgevoerd, wil niet zeggen dat ze geen boeiend verhaal te vertellen hebben. Hier verzamelen we enkele van die verhalen.



Werk - 026 072 136

CASE 1: Strekken III

Een rijwoning activeert zijn onderbenut potentieel en wordt halfopen bebouwing.

Er is iets vreemd aan de hand. De woning gedraagt zich als een rijwoning, maar aan de ene zijde zal er nooit een huis naast komen te staan, er ligt namelijk een straat. De woning lijkt op zeker te spelen en maakt geen openingen naar deze vrijstaande gevel. Jammer, want het huis is best wel donker. Er schuilt zelfs nog meer potentieel in. Tussen huis en straat ligt nog een ranke strook bebouwing die tot dezelfde eigendom behoort. De woning zit opgesloten in zichzelf, maar zonder reden. De paardenkleppen kunnen er nu wel af.

We maken een nieuwe gevel. De woning wordt voor het eerst in zijn bestaan een halfopen gebouw. De gevel is een dikke strook, te dun om kamers te herbergen, maar te dik om louter gevel te zijn. Het is meer een soort kast. De kast verzamelt alle kleine dingen, zodat de grote ruimtes erachter bevrijdt worden. De inkom verplaatst zich naar opzij; een vestiairekast; een trap; een bureau; een gastentoilet. Van straat tot tuin gaat het licht en zicht ononderbroken door. Er staat niets meer in de weg, opgeruimd staat netjes. Het regent, maar dat hindert niet.

072 GSS VO 20200224 Voorgevel spuitkurkplint winter kopiëren

CASE 2: Oester

Een mezzanine met een glamoureuze buitenkant en herbergende binnenkant.

Een raam waar we niet meer aan kunnen en geen plaats voor een tekentafel. De ruimte is dubbelhoog. Een trap omzoomt door complexe figuren paradeert vol trots naar boven. Het raam en de tekentafel worden samen door één ingreep opgelost. We bouwen een brug tussen bestaande mezzanine en raam. Een mezzanine aan een mezzanine. Een Escheriaanse alliteratie. De brug wordt verblijfsplek. Ze waaiert uit, van smal naar breed, heel opportunistisch, gevormd door de te verbinden punten.

De brug dient zijn statuut te zoeken tussen de andere elementen. De hoge ruimte met licht, zicht en verlichtingselement. De trap met zijn onontkoombare balustrade. Herhalen maar bewerken. De balustrades lijken op elkaar, ze zijn vormonderzoeken binnen eenzelfde obsessie. Verscheidene generaties van dezelfde stamboom.

Op de mezzanine is niet hetzelfde als niet erop. De alliteratie krijgt een nuance: er is een binnen en een buiten. Net als een oester zijn beide kanten van de schelp anders. De buitenkant is glanzend en nobel, de binnenkant warm en herbergend. Van buitenaf gezien wordt de mezzanine een juweel in de ruimte. Eenmaal je erop bent, ben je er eigenlijk in. De wereld trekt samen en wordt klein, op een manier zoals een kampvuur dat doet

SO1 b
VOI A

CASE 3: Kunsthut

Spiegelende serre als verblijf- en werkplaats voor een kunstenaar

De hemelkoepel krampt en drukt donker samen, maar voorlopig blijven druppels uit. In het veld staat een hut. Tussen de lange grassen, over de brug en het mossige water, tekent een figuur zich af. Het is een serre, maar dan ook weer niet. De serre die de hut is. De serre imiteert het huis. Gestalt. Uit een schouwtje stijgt witte rook op, een vredessignaal naar de wolken toe. De serre, of hut, lijkt een lijntekening van wit op het landschap. Dunne aluminium profielen, eigen aan de serrebouw, ook iets verderop in de straat aan te treffen, wit gelakt. Licht, maar ook aanwezig. Maar tussen de lijnen is er iets vreemd aan de hand; het landschap is er, maar vervormd. Verwrongen en incompleet. De glazen serrepanelen zijn spiegelend. Het landschap dat wordt weggenomen door de figuur van de serre wordt terug gereconstrueerd, maar foutief en scheef. Zo lijkt de serrehut een visioen van een dronkaard of een fata morgana. Ze is niet transparant en dus niet afwezig, immers volledige transparantie lijkt materieel ongrijpbaar, maar ze is vervormd aanwezig in het landschap. Ze kleedt zich aan met het landschap en snijdt er delen uit. Een gebroken caleidoscoop.

De brug over, paden gemarkeerd door kort gemaaid gras, nu aan de rand van de kamer. De serre rust op een groen gelakt onderstel. Er zijn hijshaken opgelast, vier ervan, zichtbaar tussen het hoge gras. Rupsbandafdrukken zijn nog wat leesbaar in de ondergrond. Aan een zijkant van de serrekamer: een schuifdeur. Door de deur. Een plankenvloer strekt zich uit en alweer de witte profielen. Opnieuw tussen de witte lijnen het landschap. Het landschap is overal. Deze keer door de glaspanelen heen, die van binnenuit transparant zijn. De weide, de vlakte, de beek, het pad en bovenaan, de donkere wolken en de schuchtere witte rookpluim. In een hoek staat er een bed. Voor één persoon. Of voor twee, als het emotionele het haalt van het onhandige. Ervoor, naast de deur, een houtkachel. Naast de kachel is gekliefd hout gestapeld. Er is ook nog een werktafeltje, bij het bed. Rondom rond: schilderijen, sokkels met sculpturen, verf en vernisspatten op het hout. De schilderijen hangen op aan de daarvoor voorziene rails, in dezelfde vormentaal als de serre, het zijn dan ook standaard serre-elementen; ze kunnen eenvoudig op elke gewenste plaats worden aangebracht. Het glas achter sommige schilderijen en beelden is gekalkt. Met een grove borstel, de streken zijn duidelijk zichtbaar, het landschap schemert er door. Een tijdelijke filter, wast er zo weer af. In het dak kunnen er glaspanelen worden opengezet om te voorkomen dat hitte zich opstapelt. Maar niet nu. Het regent nu. De huilende druppels, een bijkomende vervormende laag op de afbeelding van het omliggende landschap. Er is ook een zeil, opengevouwen schermt het de kamer af van fel zonlicht. Maar niet nu. Het regent nu.

Net zoals de kamer in een dubbele, ambigue relatie staat met het landschap; zo staat ze ook niet neutraal ten opzichte van de kunst die ze in haar draagt. Ze toont de kunst niet neutraal, zoals een witte museummuur. De beeldentuin rondom haar doet dat trouwens ook niet. Zelfs het wit van het gekalkte glas heeft een minimum aan textuur, aan leven. Altijd is ze er een beetje, ook al kijk je er door of er tegen. Ze is de publieke hut om te tonen, maar ook de private hut om te wonen. Mensen verzamelen zich erin om naar het werk -maar ook naar het landschap- te kijken en wanneer ze terug weggaan trekt de kunstenaar er zich in terug -met zijn werk- en terwijl hij mijmerend door het open deurgat een sigaret rookt of op de rand van het bed –nabij de kachel- een boek leest, regent het. En altijd is er het wit en altijd is er het landschap.

026 KH PR presentatiefoto 1
026 KH PR presentatiefoto 2